vrijdag 11 november 2016

Paardenkracht door Lars Mytting.




Via de ‘club van echte lezers’ van uitgeverij Atlas kreeg ik het boek ‘Paardenkracht’ van de Noorse schrijver Lars Mytting toegestuurd. De schrijver is bekend geworden van zijn boek ‘De man en het hout’, over een ander ‘typisch mannenonderwerp’ houthakken, en binnenkort verschijnt op de Nederlandse markt dit boek. En omdat ik het derde boek van Lars Mytting, ‘Vlamberken’ schitterend vond, kon ik niet wachten om ook dit boek te lezen, en mijn persoonlijke leesbeleving weer te geven.

Pas las ik als ondertitel van een blog: ‘reading is living a million lives’ (https://leeslint.wordpress.com/ ).
Zo heb ik het lezen van dit boek ervaren. Ik word ondergedompeld in een totaal andere wereld. Die van Erik Fyksen, een man van 34 jaar, die eigenaar is van een Mobil-benzinestation in het noorden van Noorwegen. Een omgeving waar de jeugd van het dorp weinig ander vertier heeft dan in zware auto’s naar feestjes te rijden of in de bergen en op de hoogvlakte te crossen. De namen van oldtimers en auto-onderdelen worden uitgebreid beschreven, evenals de inrichting van het schitterend ingerichte station en het armzalige appartement van Erik. Ken ik iets niet, zoek ik soms een foto op op Internet zodat het nog meer gaat leven. Het ouderwetse gereedschap wordt gedetailleerd uitgelegd, evenals de reparaties die hij doet, zodat je gaat nadenken over spullen en zaken die voor meestal vanzelfsprekend zijn.

Al snel wordt duidelijk: Erik gaat voor zijn station. Iemand zei hem eens: “Jij hebt geen klanten, maar fans.” Die fans en zijn station lijken hem de zekerheid te geven dat zijn leventje voort kan kabbelen tot het oneindige. Want...kabbelen, dat doet het. Al in het begin van het boek wordt duidelijk dat Erik ook andere tijden heeft gekend. Tijden van verliefdheid, verwachtingen en contacten met andere mensen, naast zijn trouwe hulpje Tor-Arne. Er zijn verwijzingen naar een ex-vriendin die, zoals hij het noemt ‘gegrepen is door de rijksweg.’ Dit suggereert een groot drama, maar het blijkt dat dit niet het geval is. Hij heeft gewoon zijn kansen door de vingers laten glippen. Maar dan gebeurt er iets in het dorp wat hem de kans geeft om zijn leven te veranderen. En lukt hem dat ook?
Deze vraag is de spil van het boek en zorgt er voor mij voor dat ik geboeid blijf tot het einde.

Maar...dit ging niet altijd vanzelf. En dat komt door de hoofdpersoon. Wat hij nu eigenlijk echt wil en voelt is niet altijd duidelijk. Heeft hij familie? Hoe is hij zo gekomen? Bij het lezen van een boek wil ik dat soort vragen ook een beetje uitpuzzelen.
Er wordt een aantal keer gerefereerd aan het feit dat hij wel inzicht in zijn situatie heeft. Dat gebeurt in mooie zinnen, zoals het moment dat hij een artikel leest over zijn lievelingsauto en bedenkt : ‘het artikel herinnerde hem aan alles wat er niet van was gekomen’ of ‘Ik moet kijken of alles weer wordt als altijd als ik doe wat ik altijd doe...’ Maar na inzicht komt volgens mij altijd wel de drang tot verandering, en die ontbrak. Dat maakte dat ik als lezer hem wel een paar keer flink door elkaar wilde schudden. Gelukkig nemen een paar vrouwen in zijn directe omgeving deze taak een beetje van hem over....

Op één plek begrijp ik iets meer van zijn manier van denken. Dat is op het moment dat hij (eindelijk) sterk geëmotioneerd in zijn auto iemand achterna wil rijden. Op dat moment zit naast Erik Erik Fyksen, die hem tegenhoudt. Die hem overhaalt om gewoon maar weer de werkplaats uit te ruimen terwijl de vraag door zijn hoofd speelt: ‘maakt het iets uit of iets wat voorgoed verloren was voor altijd wegraakt?’ Een prachtige situatie, die me echt raakte.

Dit soort juweeltjes wil ik in een boek. En had ik ook iets meer verwacht. Vlamberken zat er naar mijn mening vol mee en van dat boek heb ook ontzettend genoten. Moet je dit boek dan maar laten staan? Nee, zeker niet! Ga het lezen en laat je onderdompelen in het koude Noorwegen. Maar pak daarna ook het boek Vlamberken. Ik hoop dat je van allebei geniet! Onderwijl ga ik me verdiepen in het hout hakken. Veel leesplezier!




zondag 8 november 2015

Meester Mitraillette Jan Vantoortelboom

Flaptekst:

De Eerste Wereldoorlog, een jonge schoolmeester staat voor het vuurpeloton, als deserteur veroordeeld tot de dood. Waarom is hij gedeserteerd? Wat heeft de jongen Marcus Verschoppen ermee te maken? En zijn moeder? Jan Vantoortelboom laat op onnavolgbare wijze zien hoe schuldgevoelens een leven kunnen ontwrichten.


Hoe kan schuldgevoel je leven veranderen, ontwrichten volgens de flaptekst? Kun je nog wel verder leven en iets van geluk tegen komen als je vind dat je schuldig bent aan de dood van je kleine broertje? En als je moeder dat ook vind, en daarom geen contact meer met je heeft? De hoofdpersoon van dit boek leeft verder. Hij gaat werken als schoolmeester in een plattelandsdorp, de baan is door zijn vader geregeld. Heel sporadisch heeft hij contact met zijn vader, met zijn moeder niet.
Als meester is hij een buitenstaander in het dorp, hij gaat niet naar de mis maar besteedt zijn zondagen aan wandelen door de omgeving. 

De hoofdpersoon David intrigeert me. Ik leef met hem mee, maar leer hem niet kennen. Hij moet ongelukkig zijn, maar oogt evenwichtig en sterk. De korte omschrijvingen van zijn nachtmerries geven je als lezer wel een beeld van de dingen waar hij mee worstelt, evenals zijn terugblikken op vroeger. Hij constateert vooral veel, en beschrijft wat hij ziet. Alleen bij het tegemoet treden van zijn leerlingen neemt de hoofdpersoon je soms mee in zijn overwegingen.
Sommige scenes in zijn klaslokaal spraken me erg aan. Bijvoorbeeld de situatie waarin hij zijn leerlingen, jongens uit het zesde leerjaar, twee keer laat mikken op het portret van de Belgische Koning Leopold III. Hij vindt namelijk dat de koning geen goed voorbeeld toont aan zijn volk door de manier waarop hij met de bewoners van de vrijstaat Congo omgaat. De jongens mogen met marbels of pekkels het glas van het portret stuk gooien. Net als dat gelukt is komt de pastoor binnen, die ontzettend boos wordt en het lokaal een ‘goddeloos hol’ noemt. Eerder in het boek heeft de hoofdpersoon ook al tegen de pastoor gezegd wat hij vindt van het geloof, en ook nu zet hij de man uit zijn lokaal. Dit maakt dat ik de meester de held van het boek vind, hij durft zich te onderscheiden ten opzichte van anderen, ongeacht de gevolgen.

( Het is wel leuk, boeken die ik lees zijn vaak op de een of andere manier een logisch vervolg op elkaar. Het vorige boek wat ik las ging over Spinoza. De manier waarop Spinoza God en religie definieerde komt erg overeen met de beschrijvingen van de meester over de Natuur: ‘Zie je die eenzame treurwilg daar midden tussen die twee akkers? Met die lange, hangende takken. Straks weer helemaal fris getooid in groene blaadjes.’ Hij knikte. ‘In die wezens leeft mijn god,’ zei ik. ‘In het kloppende hart van die buizerd, in het stromende sap van die boom’…”.)
Gaandeweg het boek merk je als lezer wat de gevolgen van zijn houding zijn, in combinatie met in mijn ogen ook domme pech en het leven in de verkeerde tijd. Dan is de meester al dood. Dit mag ik verklappen, want als je het boek start lees je het al in het eerste hoofdstuk.

Moet ik het dan nog wel lezen, vraag je je misschien af? Ik zeg JA. Om het prachtige verhaal, het mooie taalgebruik en zeker ook om de mooie natuuromschrijvingen. Je wordt als het ware meegenomen op een van de zondagse wandelingen van de hoofdpersoon. En wat zou ik hem graag moed hebben willen inspreken onderweg. 

vrijdag 31 juli 2015

Weerwater, Almere in de schijnwerpers

Van Renate Dorrestein heb ik al een hele tijd niets meer gelezen. Onderstaande flaptekst maakt me nieuwsgierig, dus ik haal hem bij de Sprinters van de bibliotheek. Wel opletten, denk ik bij mezelf, want hij moet binnen een week uit. In minder dan 24 uur heb ik het boek gelezen. Ik heb het gevoel dat ik Almere een stuk beter ken en heb bewondering voor de realistische fantasie van de schrijfster.

Flaptekst:
De wereld vergaat. Alleen Almere blijft bestaan.
Van de bevolking zijn nog maar enkele duizenden bewoners over. Op een paar honderd gevangenen na zijn dat allemaal vrouwen.

Het boek beslaat de drie jaar na de komst van de geheimzinnige  mistbank die Almere afsluit van de buitenwereld en een ieder die er doorheen probeert te gaan laat verdwijnen. Vlak ervoor is de schrijfster, Renate Dorrestein zelf, aangekomen in haar huis in ‘De fantasie’, een wijkje in Almere. Ze is aangesteld als stadsschrijver door de wethouder van Cultuur, wat in het echt ook het geval was.
Wat gebeurt er met een samenleving die van het ene op het andere moment afgesneden is van de rest van het land? En ook nog zonder elektriciteit en internet zit? En zonder duidelijke leiding? En met als loerend gevaar de ontsnapte gevangenen? 

In het boek lees je hoe de samenleving zich als het ware weer bij elkaar raapt, profiteert van de natuurlijke omstandigheden van de stad, met veel parken, een stadsboerderij en water. Dit maken we mee door de ogen van de diverse bewoners, die elk hun eigen dilemma hebben om ook nog eens mee te dealen.
Zoals Bianca en Rudi, die als enige een gezin hebben, waarbij Bianca haar man moet delen met talloze andere vrouwen in de stad. Dennis, die zich drie jaar lang verstopt en piekert over het feit dat zijn vader zelfmoord heeft gepleegd. En dan hebben we ook nog Lazaar, Safae, Sydney, Jacob en de schrijfster zelf, die van alle gebeurtenissen nauwkeurig verslag probeert te doen en en passant ook nog in het bestuur van Almere terecht komt.

De start van het verhaal deed me wel steeds denken aan de serie ‘Gone’ van Michael Grant, maar dat is logisch want daar zit een soort koepel om de wereld heen. Hoeveel variatie kan dit thema hebben? Maar al vrij snel na de start werd ik echt het verhaal ingezogen, en zag het allemaal voor me gebeuren. Tijdens het lezen moest ik ook steeds denken aan een van mijn lievelingsboeken: ‘Zomaar een stad door de eeuwen heen’, waarbij je op iedere plaat kunt zien hoe een stad zich ontwikkelt.


Wat ik knap vind in het verhaal dat het niet alleen over gebeurtenissen en dillema's van mensen gaat, maar dat er op een onnadrukkelijke manier nog wat maatschappijkritiek doorheen geweven zit. Een mooi voorbeeld hiervan vind ik de situatie waarin Sidney, een van de  leiders aan Dennis uitlegt waarom in Almere sinds de ramp niemand zelfmoord heeft gepleegd:

‘Het heeft een groot voordeel om in een wereld te leven die niet perfect is: je hoeft zelf ook niet volmaakt te zijn. Hier heeft niemand het gevoel dat hij een loser is als hij ergens geen succes van weet te maken. ....Hier hoef je je niet onmachtig te gapen aan anderen die het wel voor elkaar hebben. Niemand eist hier van je dat je gelukkig bent, of dat je je dromen waarmaakt. De lat ligt lager, dus hoef je je ook niet op te knopen als je faalt of tekort schiet.’

In het verhaal ligt het kwaad steeds op de loer, in de vorm van ‘het kasteel’ waar een deel van de ex-gedetineerden woont. Maar, zoals Safae het voor zichzelf verwoord, ‘het kwaad’ zit ook in onszelf. Hoe daar mee om te gaan?
Als ik het boek uit heb, heb ik het gevoel dat ik Almere iets beter ken, in ieder geval de landschappen en wijken. De stad waar ik nooit kom staat toch iets beter op mijn netvlies en denk, met de schrijfster, dat dit de meest geschikte stad is om te wonen als het einde der tijden komt. Toch maar verhuizen?


woensdag 8 juli 2015

De ijsmakers - Ernest van der Kwast

Ik wilde een luchtig vermakelijk boek en omdat ik me jaren terug rot had gelachen om mama Tandoori van Ernest van der Kwast was ik blij dat ik zijn recentste boek ‘de Ijsmakers’ in de bibliotheek zag liggen. En luchtig en vermakelijk was het. Net zo luchtig als het ijs van Luca, de broer van hoofdpersoon Giovanni maakte in zijn Rotterdamse ijssalon. Alleen de volle romige smaak die echt goed ijs ook heeft, bleef achterwege.

De flaptekst:
Helemaal in het noorden van Italië ligt de vallei van de ijsmakers: een tiental dorpjes dat al generaties lang gespecialiseerd is in het bereiden van ijs. Volgens Giuseppe Talamini is het er zelfs uitgevonden. Zijn familie vertrekt elke lente naar de ijssalon in Rotterdam, in de winter keren ze terug naar de bergen. Maar zijn zoon Giovanni besluit met de traditie te breken. Hij is gegrepen door de poëzie en schopt het tot directeur van een groot poëziefestival. Op een dag doet zijn jongere broer Luca, die niet alleen de ijszaak in Rotterdam heeft gekregen maar ook het mooiste meisje van het dorp, hem een hoogst ongebruikelijk verzoek. Dan komt Giovanni voor de keus te staan nog eenmaal het belang van de familie te dienen of definitief voor zichzelf te kiezen.

Wat het hoogst ongebruikelijke verzoek is dat hierboven beschreven staat voel je als lezer al bladzijden van te voren op je klompen aan. Dat is niet zo erg, de afloop van dit verzoek wordt mooi beschreven. Daartussen krijg je een bombardement van informatie over respectievelijk ijsmaken en poëzie over je heen. De research spat er af, wat ook blijkt uit de verantwoording achterin. Ik krijg het gevoel dat de schrijver werkelijk alle informatie die hij verkregen heeft wilde verwerken in het verhaal, wat voor mij niet helemaal nodig is. Ik vind dit ten koste gaan van de spanning in de verhaallijn. Een voorbeeld hiervan is het hoofdstuk met beschrijvingen van hotelkamers over de gehele wereld, net op het hoogtepunt van de verhaallijn.
Verder maakte het verhaal behoorlijk wat sprongen door de tijd, waar ik op zich wel van hou, maar die vertroebeld werden door de hoeveelheid informatie. Hierdoor kwam bijvoorbeeld de hoofdpersoon uit het begin opeens weer opdagen aan het einde van het verhaal, iemand die ik totaal vergeten was.
Wat wil de schrijver me vertellen?
De dwingende kracht van generaties? Het omgaan met of ontsnappen aan je lotsbestemming, maar dan vanuit ijsmakersperspectief? Waarom poëzie en ijs niet samengaan, terwijl ik juist in de opsomming van de ijsnamen die de broers als kind met elkaar bedachten, pure poëzie hoorde?
De cliffhanger in het een na laatste hoofdstuk biedt even tijd voor fantasie. Ik heb mijn eigen afloop voor de familie bedacht en dat was het dan.


Vermakelijk? Ja. Maar raakt het me? Niet echt. Ook omdat het boek niet helemaal voldeed aan mijn verwachtingen. Mijn favoriete persoon was Beppi, de vader van Giovanni en Luca. Een man die strijd met Chinezen over de herkomst van het ijs, een liefde heeft voor onnodige gereedschappen en meer grappige eigenschappen. Meer van Beppi, dat is wat ik gewild had, dan was mijn verwachting meer uitgekomen.
Maar evengoed: een leuk boek om de zomervakantie mee te starten.

( Tre Cime, beschreven in het boek)

zaterdag 20 juni 2015

Het hout, Jeroen Brouwers




Ik heb zo genoten van dit boek, ook al vertelt het over vreselijke zaken, dat ik niet weet wat of hoe ik hier zelf over zal schrijven. Toen ik het uit had, heeft het nog een tijd in mijn hoofd rondgespookt en heb ik met mijn partner die het ook heeft gelezen gefantaseerd over de verfilming. Het boek is namelijk zo beeldend geschreven dat ik het klooster waarin Bonaventura ( geboren als Eldert Haman) voor me zie, compleet met betegelde gangen, donkerbruine waas en grote heiligenbeelden die behangen worden met paarse doeken.
Een van de flapteksten rept over: “een suspense met Hitchcockallures....een hellevaart die weken door het hoofd van de lezer spookt.”
Ik had het niet mooier kunnen zeggen, en laat het hier dus maar bij. Het volgende boek van deze schrijver heb ik al uit de bieb gehaald.

zondag 31 mei 2015

Inzoemen op een geheim, of helikopterview over een periode?


Wat bevalt me beter? Een roman waarop ingezoomd wordt op een geheime boodschap ontvangen in een korte periode op verschillende plekken in Europa? Of een chronologisch overzicht van een familie uit Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog, beschreven vanuit het gezichtspunt van Katja, de oudste dochter van een kruideniersfamilie? Ik weet het niet zo goed.
Ik las:
‘Bericht uit Berlijn’ van Otto de Kat  en meteen daarna ‘De lege stad’ van Simone van der Vlugt. Dit had geen vooropgesteld plan. Het eerste boek nam ik mee uit de bibliotheek vanwege de naam Berlijn in de titel. Het tweede boek heeft mijn moeder een hele nacht wakker gehouden, wat mij altijd reden geeft om het betreffende boek te lezen.


In het boek van Otto de Kat krijgt de Nederlandse diplomaat Oscar Verschuur een geheime boodschap over de inval in Rusland, die hij door wil geven aan de geallieerden. Hij denkt hier lang over na en onderneemt vervolgens een reis naar Londen om het geheim aan de assistent van Churchill te vertellen. Uiteindelijk doet hij het niet omdat hij bang is dat de herkomst van de boodschap naar zijn dochter Eva te herleiden is. Door deze beslissing krijgt hij te maken met zijn eigen geweten en met de mening van de twee vrouwen in zijn leven. Wat offer je op? Een arrestatie of gevangenschap of erger voor je dochter? Tegenover het leven van miljoenen naamloze Russen? Vanuit diverse perspectieven wordt deze vraag behandeld.
Een soortgelijk dilemma komt Katja uit het boek ‘De lege stad’ tegen. Verraad ze Bas, de Joodse baby van haar vriendin en houdt ze daarmee haar broers en zussen uit de handen van de Duitsers? Of niet?
Gelukkig heeft Katja een uitweg, namelijk haar vriendschap met Max, een Duitse Unterstormführer. Hij redt haar gedurende de oorlog uit een aantal benarde situaties. Ze heeft, op aanraden van haar man, vriendschap met hem gesloten en krijgt gaandeweg het boek ook diepere gevoelens voor hem.
Waar Otto Verschuur zijn zetten overdenkt als een schaker en uiteindelijk besluit niets te doen, krijgen we als lezer een veel minder duidelijk beeld van de overwegingen van Katja. We lezen wel over haar slapeloze nachten, maar wat precies haar overdenkingen zijn wordt minder uitgewerkt. Dat is logisch, ze heeft een prioriteit: om haar broers en zussen ongeschonden door de oorlog heen te loodsen. Dat lukt haar wonderwel, vooral door pragmatisch handelen. En passant doet ze nog klusjes voor het verzet en redt ze een Joodse baby. 

Ik leer Katja het beste kennen in de gesprekken die ze met haar schoonouders heeft, waarin ze netjes maar ook heel duidelijk haar mening geeft over de kant die deze mensen hebben gekozen. Deze conversaties maken dat ik Katja een dappere heldin vind, in tegenstelling tot Oscar wiens handelen zich vooral in zijn hoofd afspelen en weinig in zijn daden. Logisch ook wel weer als je het in het tijdsbestek ziet: het ene boek speelt zich af in het voorjaar van 1941, het andere omspant de gehele oorlogsjaren waarin je dus veel meer situaties tot handelen tegenkomt.
Het boek van Otto de Kat vind ik prachtig geschreven. Het bevat heel veel mooie zinnen en ook de beschreven situaties van de diverse plekken zijn zo beeldend dat je het zo voor je ziet. Ook in het boek van Simone van der Vlugt vind ik met name de scenes van de stad en hoe alles vernielt is heel mooi beschreven. Ik heb veel geleerd van dit boek. Niet alleen hoe het verloop van de oorlog in zijn algemeenheid ging, maar ook hoe de situatie was in Rotterdam. Wel stoorde ik me regelmatig aan de uitleggerige toon in het boek. In het begin worden de karakters van de broers en zusjes bijvoorbeeld beschreven, dat vind ik als lezer niet nodig, gaandeweg het boek leer ik ze genoeg kennen. Laat mij alsjeblieft ook denken tijdens het lezen!
Om het boek ‘Bericht uit Berlijn’ heb ik geen traan gelaten en had ik na het lezen een beetje onbestemd gevoel. Terwijl het boek ‘Een lege stad’ me erg aangreep omdat je toch meeleeft met de hoofdpersoon.

Wat lees ik liever? Ik maak geen keuze, het is appels met peren vergelijken. Ik zou graag lezen over een periode waarin Katja haar beslissingen neemt over haar liefde voor Max, maar dan geschreven door Otto de Kat. Of zou graag lezen hoe het met de hoofdpersoon Otto Verschuur verder is gegaan tijdens de oorlog, toen het ergste nog moest komen. The best of both worlds als het ware.
Maar....die bestaat niet. Van het ene boek pak je dit...het andere boek geeft je iets anders. Dat maakt lezen zo leuk, en boeiend. Het verveelt nooit, toch?




woensdag 20 mei 2015

Alle dieren levend en vrij

Flaptekst: Gijs is stomverbaasd als Dietie uit zijn klas ineens speciale aandacht voor hem heeft. Dietie is stoer, onverschrokken, trekt zich van niemand iets aan en Gijs is... gewoon Gijs. De normaalste jongen van Veenholten, Drenthe, Nederland. Of toch niet, als iemand als Dietie bevriend met hem wil zijn? Gijs wordt door Dietie een geheime organisatie binnengelokt, zó geheim dat hij niet eens weet waar hij aan meedoet. Pas tijdens zijn eerste nachtelijke missie ontdekt Gijs waar het om gaat: hij is lid van een dierenbevrijdingsorganisatie. Dieren horen niet in hokjes, vindt Dietie. Ze horen ook niet doodgemaakt te worden. Ze horen levend en vrij, allemaal! Het zal wel, vindt Gijs. Hij is niet zo'n actievoerder. Eigenlijk gaan Dieties acties hem te ver. Maar het leven is ineens wel een stuk leuker en spannender. Dan komt Dietie met een waanzinnig plan. Zo waanzinnig dat het niet normaal meer is.

Een nieuw boek van Mariken Jongman. Die wil ik lezen. Ik hou van haar boeken, waarin kinderen eigenwijs zijn, nadenken en reflecteren op een leuke manier. Waarin de gedachten van de kinderen gevat worden in virtuoze taal met grappig woordgebruik. Het taalplezier spat er voor mij af. Ik heb in het eerste jaar van de opleiding Proza voor Kinderen les gehad van Marike en vond dat erg inspirerend. Vandaar dat ik nieuwsgierig was naar dit nieuwste boek, verschenen in 2014.
En het is de schrijfster weer gelukt, om interessante hoofdpersonen te scheppen. De bazige Dietie die uit een beetje vrijgevochten gezin komt, een ‘verleden’ heeft en met een hoop geheimzinnige acties Gijs voor haar karretje weet te spannen. En Gijs, de jongen waarbij ‘gewoon’ als het ware op zijn voorhoofd geschreven staat. Niet opvallend, rustig, vrienden in de klas waar hij hele gewone jongensdingen mee doet. Tot Diete hem uitkiest voor de geheimzinnige Klub. Gijs verandert. De verandering die Gijs doormaakt is vooral te volgen via zijn uitgebreid beschreven gedachten. Gelukkig zit er ook wel wat ‘show, don’t tell’ in het verhaal, wat de verhaallijn van de ontwikkeling van Gijs levendig houdt. Hij noemt zijn ouders bij hun voornaam, gaat conflicten met ze aan en ziet ze opeens als ‘die mensen’. Hierdoor is de afstand te merken die ontstaat naarmate Gijs verandert, zeg maar groeit. Aan het einde van het boek zijn de rollen tussen Gijs en Dietie omgedraaid.

Tussen het begin van het verhaal en het einde heeft de Klub een aantal voorvallen meegemaakt in de vorm van acties. En over die acties wil ik het nog even hebben. Pas op blz 81 wordt het eerste nachtelijke avontuur beschreven  , dat vind ik rijkelijk laat. Tot die tijd volgt de lezer allerlei geheimzinnige verhandelingen over de toetreding van Gijs tot de Klub. Als ik deze opbouw bekijk door de ogen van een groot aantal kinderen uit mijn klas, dan denk ik dat ze allang gestopt zouden zijn met dit boek. Dit is de ervaring die ik ook heb met het boek ‘Sokkenthee en chocolade’ uit 2011. Omdat ik erg enthousiast was over dit boek, raadde ik het veel aan aan bij mijn leerlingen. Maar er is tot nu toe geen kind geweest die dit als lievelingsboek bestempelde. ‘Dat meisje denkt zo lang en ik vind het dan saai. Dit is toch geen fantasie?’ zei een van mijn goede lezers laatst. 
Dat je fantasie kunt hebben en dat je gedachten dan met je op de loop kunnen gaan, is voor sommige kinderen heus wel voor te stellen, maar blijkbaar niet teveel aan het begin van het boek. Mijn leerlingen haken dan af, wat ik als fan dan natuurlijk erg jammer vind.
Misschien komt het ook omdat de leefwereld van de hoofdpersonen van het boek vrij ver weg staat van de leefwereld van mijn stadse leerlingen met een andere culturele achtergrond. Ik ben nieuwsgierig of mijn vooronderstelling klopt, maar dit vraagt meer onderzoek en gesprekken over deze boeken met mijn klas. Ik zou het misschien nog beter kunnen vergelijken als het nieuwe boek van Marike zich afspeelt in een stadse omgeving met een iets minder reflecterende hoofdpersoon. Uitdaging voor de schrijfster?